Wat heb je nodig?
- Een ballon
- Een moertje

Aan de slag!
Stap 1: Stop het moertje in de ballon
Stap 2: Blaas de ballon op
Stap 3: Knijp het teutje van de ballon dicht en draai de ballon zachtjes rond
Wat gebeurt er?
Het moertje in de ballon maakt een zoemend geluid. Hoe sneller je draait met de ballon, hoe hoger het zoemen klinkt.
Hoe zit dat?
Een moertje heeft zes hoeken. Als zo’n hoek tegen de wand van de ballon botst, trilt de ballon. En nu wil het toeval dat geluid ook uit trillingen bestaat. De trillingen van de ballon trillen door de lucht en die trillingen gaan naar het trommelvlies in je oor. Zo hoor je geluid. Draai je snel, dan trilt de ballon ook sneller en klinkt het zoemen hoger. Trage trillingen klinken lager.

Wetenschap en techniek:
1.1 De kleuters kunnen verschillen onderscheiden in geluid, geur, kleur, smaak en voelen.
Wetenschap en techniek:
1.1 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren
1.2 De leerlingen kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht