Wat heb je nodig?
- twee tandwielen met een gelijk aantal tanden (bijvoorbeeld 40)
- twee tandwielen met minder tanden (bijvoorbeeld 20)
- een stevig stuk karton
- twee bouten (diameter = grootte van de gaatjes in de tandwielen)
- een schaar of scherp mes

Aan de slag!
Stap 1: Plaats 2 gelijke/verschillende tandwielen naast elkaar op het karton.
Stap 2: Duid het middelpunt van de twee tandwielen aan op het karton.
Stap 3: Maak op die aangeduide plaatsen een gaatje in het karton.
Stap 4: Steek door elk van de gaatjes 1 bout.
Stap 5: Plaats de tandwielen op de bouten volgens opgave.
Wat gebeurt er?
Laat je bij gelijke tandwielen het linker tandwiel één omwenteling maken, dan maakt het rechter tandwiel ook één omwenteling. Laat je bij ongelijke tandwielen het grote tandwiel één omwenteling maken, dan maakt het kleine tandwiel meer omwentelingen. Omgekeerd maakt het tandwiel minder omwentelingen.

Hoe zit dat?
Wanneer één tandwiel draait, komen automatisch de andere tandwielen in beweging. Een klein tandwiel draait sneller rond dan een groot. Zo kan een snelle beweging worden omgezet naar een trage beweging of omgekeerd. Een tandwiel draait altijd net andersom als het tandwiel dat er tegenaan ligt. In een rij tandwielen wil dat zeggen dat alle oneven tandwielen in de ene richting draaien, alle even nummers in de andere.
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht